Beginpagina van Plantaardigheden.nl
 

Leesmaar.nl
Dodoens en andere bijzondere boeken

Sitemap
Index

Plantaardigheden.nl
Artikelen over planten

Leeswerk.nl
Plantenboeken opengelegd

1644 Cruydt-Boeck
A | B | C | D | E | F | G| H | IJK | L | M | N | O | P | QR | S | T | U | V | WXYZ
Voorwerk

Deel 1 Boek 1 | 2 | 3 | 4 | 5

Deel 2 Boek
6 Van Violetten, Roosen, ende andere dierghelijcke Bloemen Planten Alfabetisch
7 Van de Bulben oft Bloemen met aiuynachtighe oft klisterachtighe Loocks-ghewijse wortelen Planten Alfabetisch
8 Van de Wilde Bloemen ende sommighe andere Planten Alfabetisch
9 Van de Welrieckende cruyden, ende Krans-cruyden, oft tot Kroonkens ende Tuylkens dienende Planten Alfabetisch
10 Van de cruyden met Krans-ghewijse bloemen Planten Alfabetisch
Deel 3 Boek 11 | 12 | 13 | 14 | 15
Deel 4 Boek 16 | 17 | 18 | 19 | 20
Deel 5 Boek 21 | 22 | 23 | 24 | 25
Deel 6 Boek 26 | 27 | 28 | 29 | 30

Indiaensche oft Uytlandtsche Boomen, Heesteren ende Cruyden

Nawerk Neder-Duytsche Naemen der Cruyden

 
Middelnederlandse termen
Woordenboek Nederlandsche Taal
Plantago PlantIndex
Letter: druk op CTRL, draai ook aan muiswiel
Bijgewerkt 28-04-2023

«  Cruydt-Boeck 1644 Deel 2 boek 8 capitel 11, bladzijde 404-405   Zie volgende pagina »

Van de Goudt-bloemen

1  

Calendula officinalis - Goudsbloem

Alle foto's van Martin Stevens

Alle foto's van Martin Stevens

  • 1644 Vlaams: Goudtbloemen
  • 1616 Latijn: Calendula
  • 1554/1557: Calendula, Caltha, Calthula, Goutbloemen, Ringelblumen, Soucie, Sousie

Overzicht Calendula officinalis op deze site

Alle foto's van Calendula officinalis op internet

Calendula officinalis bij Kurt Stueber Gruppe Max Planck IZ

Calendula officinalis in Plantago PlantIndex

2  

 

  • 1644 Vlaams: Goudtbloemen (Alpinsche oft Berghsche)
  • 1616 Latijn: (Caltha Alpina)

Daer en is ghemeynlijck maer een soorte Goudt-bloemen bekent; maar behalven dese heeft Gesnerus een ander dierghelijck ghewas beschreven / van hem op de berghen Alpes ghevonden.

Ghedaente

1. De Goudt-bloemen hebben bleeck-groene lanckworpighe / wat breedachtige / sachte / ende een weynighsken wolachtighe bladeren : de steelen zijn oock met bladeren bewassen / ghestreept oft ghevoort / van binnen een voos merck hebbende / in meer wiecken oft sijdtacken verdeylt. Op 't sop van dese steelen staen schoone ronde bloemen / dobbel / ende van veele bladerkens vergadert / wat sterckachtigh oft swaerachtigh rieckende / die haer teghen den onderganck van der sonnen sluyten / ende wederom 's morgens met den opganck van de sonne openen; ende zijn ghemeynlijck Goudt-bloemen gheheeten / nae haere lichte oft bleeck saffraenachtige oft eer suyver goudt-geele verwe : in 't midden van dese bloemen zijn veele korte in een ghedrongene geele oft bruyne draeykens / een kruyne rondom met bladerkens bewassen ghelijckende. Ende als dese bloemen vergaen zijn / soo wassen op de knopkens / daer de bloemen af geresen zijn / grootachtighe ronde knoppen van veele vergaderde ende by een gevoegde langhe kromme saeden / die t'samen in een wassende / een bolleken gelijcken. De wortelen zijn wit en veselachtigh.

2. De Goudt-bloemen die op 't geberghte Alpes wassen hebben bladeren die van de Wechbre ghelijck : de wortel is scherp van smaeck / ende welrieckende / oft immers specerijachtigh : de bloeme is de ghemeyne Goudt-bloemen van ghedaente ende goudt-geele verwe ghelijck.

Plaetse

1. De ghemeyne Goudt-bloemen worden ghevonden in de hoven ende ghebouwde plaetsen / daer sy ghesaeyt zijn; ende komen alle iaer van haer geresen saedt voort; dan in Vranckrijck / omtrent Montpelliers wassen sy oock wel van selfs in 't wildt / soo Gesnerus betuyght.

2. De andere Alpinsche Goudt-bloemen groeyen met menighte / nae het seggen van den selven Gesnerus / op de hooge weyen ende velden van de gheberghten Alpes gheheeten /die Italien van Hooghduytschlandt ende Switzerlandt scheyden.

Tijdt

De Goudt-bloemen bloeyen van den April oft Mey al den Somer door / tot in den Winter toe: selfs / als het iaer slap ende niet te koudt en is / bloeyen sy wel 's winters.

Naem

1. Dese bloemen worden nu ter tijdt hier te lande Goudt-bloemen geheeten / naer haer goudt-geele verwe; in 't Hooghduytsch Ringelblumen; in 't Fransoys Soucie ende Soulsie; in 't Italiaensch / oft (soo Matthiolus schrijft) op sijn Florentins Fiore rancio; in 't Engelsch Marygold; in 't Behemsch Mesycek : in 't Latijn wordt het in dese tijden Calendula ghenoemt / om dat het bijnae omtrent alle eerste daghen van de maenden (welcke dagen in 't Latijn gemeynlijck Calendae heeten) nieuwe bloemen voort pleegh te brenghen. Sommige willen 't Solsequium noemen / dat is Cruydt dat de Sonne volght / om dat de bloeme omtrent den avont-stondt sich selven in een treckt; het en is nochtans gheen Heliotropium, ende noch veel min Scorpioides, als sommighe sonder eenighe reden ghelooft hebben / maer is eer de Caltha van de ouders. Want Virgilius ende Columella betoonen in hunne ghedichten / dat de Caltha een geele oft goudt-verwige oft rosse bloeme voordtbrenght; als het blijckt uyt de tweede Ecloga van de Georgica van Virgilius; ende uyt het tiende boeck van Columella / wanneer hy de hoven beschrijft. Plinius schrijft oock in het 6. capitel van sijn 21. boeck dat de Caltha swaer van reuck is; sulcks als gantschelijck onse Goudt-bloeme oft Calendula, daer wy nu af spreken / bevonden wordt te wesen / naementlijck met eenige swaerigheydt welrieckende / ende met de goudt-geele verwe glinsterende oft blinckende.

De andere soorte van Goudt-bloemen is van Gesnerus Caltha Alpina gheheeten / dat is Alpinsche Goudt-bloeme / oft Berghsche Goudt-bloeme.

Aerd

De bloemen van dit cruydt zijn warm van aerd / bijnae tot in den tweeden graed / in sonderheydt als sy ghedrooght zijn : dan de bladeren van het cruydt selve zijn nog warmer dan de bloemen : want sy hebben een brandende scherpheydt in haer; de welcke nochtans haer selven niet stracks en openbaert / alsmen die proeft oft smaeckt; om dat daer eenighe vochtigheydt by ghevoeght is / die de scherpigheydt bedwinght ende belett.

Kracht ende Werckinghe

De bloemen van Goudt-bloemen-cruydt / als sy dor oft ghedrooght zijn / worden voor seer goedt ghehouden om het herte te verstercken / ende het venijn oft vergift te wederstaen; insgelijcks tegen alle pestige ende heete kortsen / in welcker voegen die oock ghebruyckt oft inghenomen worden.

Fuchsius schrijft / dat de selve bloemen alleen / oft met het cruydt in wijn ghesoden ende te drincken ghegheven / de maendtstonden verwecken konnen.

De selve bloemen / ende dat cruydt ghedrooght ende by gloeyende kolen ghestroyt / konnen de naegheboorte uytdrijven / ende de doode vrucht ghemackelijck doen rijsen ende voorts-komen / als den roock daer af komende van onder ontvanghen wordt / ghelijck den selven Fuchsius betuyght.
De bladeren van het Goudt-bloemen-cruydt als moes ghegheten / maecken den buyck weeck / door haere scherpigheydt met vochtigheydt ghevoeght; ende drijven alle overvloedigheden seer gemackelijck af door eenen seer lichten kamergangh.

Den selven Fuchsius schrijft / dat het sap der selver bladeren van dit cruydt seer goedt is om den tandts-sweer te verdrijven ende te versoeten / alsmen den mont daer me

 

de spoelt ende wascht. Sommighe ghebruycken tot den tandts-sweer het poeder van dese bladeren / met Xylinum, dat is olie van Kottoen oft Boom-wol vermenght / ende aen de tanden ghehouden oft daer op ghedaen.

Ander ghebruyck

Sommighe doen de bladeren van Goudtbloem-cruydt by de Latouwe ende andere dierghelijcke cruyden / diemen in het salaet pleegh te ghebruycken.

BIJVOEGHSEL

Dese schoone goudt-verwighe bloemen worden in de hoven ghenoegh gheacht / al is 't saecke dat sy aldaer overvloedighlijck ende seer ghewillighlijck groeyen; in sonderheyt als sy vol bladeren oft dobbel zijn.

Sy trecken haere bladeren des nachts in / ghelijck de Klaveren. De saeden zijn soo krom in een ghewronghen ende ghekronckelt / dat sy de klauwen van eenen voghel ghelijcken.

De bloemen zijn schoon vierigh blinckende / ghelijck een wijde ronde van een ooghe / ghesneden met veele dunne ende kleyne kerfkens voor aen.

Veranderinghe van de Goudt-bloemen

Men vindt dese bloemen heel enckel / met een geele kruyn / oft rosachtigh / oft doncker geel goudt-verwigh / oft oock vol bladeren ende dobbel; sommighe met andere kleyne bloemkens / rondom een middelbloeme groeyende / Goudt-bloeme met kinderkens gheheeten: sommighe bloeyen maer eens / sommighe het heel iaer door.

Goudt-bloemen met kinderkens worden ghebroght uyt Hooghduydtschlandt ende Enghelandt; ende zijn niet alleen dobbel / maer nadatse tot saedt komen / brengen voorts op sijd-tackskens andere veele kleyne bloemkens / rondom een groote middelbloeme staende / diese Kinderkens heeten.
Omgheslaghen Goudt-bloemen. Voor saedt van de voorgaende kinderkens-draghende Goudt-bloemen / hebben wy oock ghehadt soo seer ghedobbelde Goudt-bloemen / seght Lobel / dat de bladeren omgheslaghen waeren / ghelijck de groote Thunis-bloemen.

Caltha palustris oft Dotter-bloeme is van ons onder de Water-cruyden beschreven; ende van andere Caltha Virgilij gheheeten.

De Caltha Alpina van Gesnerus is anders niet dan het Moeder-cruydt van Lobel / in 't Latijn Nardus Celtica, die van sommighe andere Plantago Alpina gheheeten wordt.

De Caltha Africana oft Thunis-bloeme is van ons in 't naevolgende Capitel beschreven.

De Cerinthe wordt in Italien oock Calendula gheheeten / doch oneyghentlijck.

De Koe-ooghe oft Buphthalmum wordt oock van sommighe Caltha gheheeten; als oock doet den Vokelaer oft Geele Ganse-bloem.

Oeffeninghe

De Goudt-bloeme behoeft luttel oeffeninge / want sy groeyt op sulcken grondt alsmen wilt; oock en moetse alle iaer niet ghesaeyt worden : want daer sy eens gesaeyt is groeytse voort aen van selfs / ende gheeft den eersten van elcke maendt haer bloemen / soo wel winter als somer : ende met den kortsten geseyt / daer sy eens ghesaeyt is / magh sy qualijck uyt gheroeyt worden. Maer als sy / hoe luttel dat het is / gheoeffent wordt / ende dickwijls ghesnoeyt oft gheschoren / soo draeght sy schooner ende breeder bloemen / maer meer in den Herfst dan in de Lente. Alsmen de Goudt-bloemen des winters in teylen oft backen bewaert / salmen bevinden dat sy dickwijls heesterachtigh ende houdtachtigh van steelen sullen worden / ghelijck de Flieren pleghen te worden. In de hoven tweemael oft drijmael verplant zijnde / hebben sy veel volder ende grooter bloemen / soo dat luttel bloemen diemen in kranskens oft tuylkens ghebruyckt haers ghelijck zijn.

Naem

Lobel twijffelt oft dese bloeme de Gromphena van Plinius soude moghen wesen. De Waelen noemense Goude. Andere heetense Chrysanthemum, ende Caltha Poëtarum, ende Chrysanthemum ocularum Dioscoridis, oft Calendula officinarum : in Italien wordt sy ghenoemt Fiore d'ogni mese, dat is Bloeme van alle maendt / om dat sy 's winters ende t'somers bloeyt; somtijdts Fiore rancio; somtijdts Sposa del Sole, om dat sy haer nae de Sonne keert / al ofmen seyde Sonnen-bruyt : andere noemense Horologio dei contadini, dat is Boeren ure-wijser / om dat sy nae dese bloemen de uren van den daghe bekennen konnen. Den naem Calendula komt van de Calendae, dat is den eersten dagh des maendts. Den naem Solsequium heeft den Franschen naem Soulcie ghemaeckt.

Aerd

Al is 't saecke dat dese bloemen tamelijcken vocht van Dodoneus ghehouden worden; nochtans zijnder sommige die versekeren dat sy soo heet ende droogh zijn / dat sy eerst van buyten dan binnen / den lichaeme ghebruyckt behoorden te wesen; want sy maecken dun ende fijn / openen / verteeren / ende ontsluyten alle verstoptheden / hoe wel sy nochtans in het smaecken iet t'samentreckende op de tonghe schijnen te laten blijcken.

Kracht ende Werckinghe

Sommige houden voor een seer krachtigh ende seker dingh in de Geelsucht / het sap van de Goudt-bloemen de swaerte van een once te drincken ghegeven / met een dragme van het poeder van ghedrooghde Pieren oft Aerdwormen.

Het sap van Goudt-bloemen ettelijcke daghen achter een ghedroncken van de nuchtere vrouwen / is goedt om de maendtstonden te verwecken.

Dit cruydt wordt veel gheacht ende ghebruyckt in de ghebreken ende sieckten van 't herte / ende in de enghborstigheydt.

Andere menghen 't selve sap met wijn oft azijn die lauw is / om den grooten hoofdts-sweer te stillen / midts daer mede het hoofdt baeyende of den mondt spoelende.

Het cruydt selve gheneest alle wonden ende quetsuren / daer op gheleydt.

De Italiaensche vrouwen roosten het sap / de bloemen ende de malse tsopkens met doyeren van eyers / ende eten dat om de overvloedighe oft onmatighe maendtstonden te doen ophouden / ende oock om de selve te verwecken.

Om de nae-ween / ende om de nae-gheboorten uyt te drijven / ende om de bleecke verwe van de ionghe dochters te genesen / salmen den roock van dese bloemen door een trechter in de vrouwelijckheydt ontfanghen.

'T water van de Goudt-bloeme ghedistilleert gheneest de roode ooghen / als 't daer inne ghedruypt wordt / oft met een doecksken daer op gheleyt; ende maeckt een scherp ghesicht.

Sommighe legghen de selve bloemen in azijn te weycken / ende vernieuwen de selve dickwijls; ende houden dien azijn seer krachtigh om het herte te verquicken / by de spijse gedaen zijnde / ende in sonderheydt teghen de peste ende besmettelijcke sieckten.

Men seght dat de bladers van Goudt-bloemen dickwijls g'eten goedt ghesicht maecken.

De conserve van de Goudt-bloemen gheneest de bevinge ende kloppinhe aen 't herte / 's morghens nuchter inghenomen : sy is oock goedt tegen de pestilentie ende quade locht / dickwijls ghebruyckt.

De Alchymisten / vremde geesten ende diepsienighe ondersoeckers der verholentheden der natueren / hebben iet wonders ende vreemts voor met dese Goudt-bloemen / die sy in hun goudt-maecken oock nut segghen te wesen; in sonderheydt het saedt / 't welck krom ende ghekronkelt zijnde / niet sonder reden de klauwen van de voghels / soo sy segghen / schijnt te ghelijcken. Maer wy sullen hun die duystere konsten laeten houden; ende ons met het ghene daer dese bloemen in de Medicijnen nut toe zijn te vreden houden.

Dan sy prijsen dat ghedistilleert water seer veel teghen de peste ende de gebreken van 't herte / iae soo veel als het water van Cardobenedictus oft van Scabieuse.

'T sap van de Goudt-bloemen de swaerte van twee oncen inghenomen in 't beghinsel van de pestilentiale kortsen / gheneest de peste / soo verre als den siecken / soo haest als hy van dit sap heeft ghedroncken / gaet ligghen op sijn bedde / ende wel ghedeckt zijnde / sich selven tot sweeten begheeft. 'T gheneest oock de geelsucht ende hert-kloppinghe.

Een half ure eer de vierde kortse aenkomt / ghedroncken omtrent dry oncen witten wijn / daer seven saeykens van Goudt-bloemen in gheweyckt hebbende / ende 't selve 's morghens wat tijdts onder-houden / is een sonderlinghe baete tegen die sieckte.

De bladeren van dit ghewas in den hoven ghedrooght zijn seer nut om den witten vloet der vrouwen te stoppen.

Ander ghebruyck

Sommighe eten de bladeren en de de bloemen van dit ghewas in 't salaet / als voorseydt is; maer doen die oock by het vleesch-sop / om dat goeden smaeck ende reuck te gheven / soo sy segghen.

De bloemen worden oock ghebruyckt / om het hayr geel te maecken: de bladeren ghestooten oft ghewreven gheven een seer groene verwe van haer.

 

^Naar het begin van deze pagina