Beginpagina van Plantaardigheden.nl
 

Leesmaar.nl
Dodoens en andere bijzondere boeken

Sitemap
Index

Plantaardigheden.nl
Artikelen over planten

Leeswerk.nl
Plantenboeken opengelegd

1554 Cruijdeboeck met transcriptie (overgeschreven)
A | B | C | D | E | F | G| H | IJK | L | M | N | O | P | QR | S | T | U | V | WXYZ

Voorwerk Nederlandse, Duitse, Franse, apothekers-, Latijnse en Griekse namen

Deel 1

Deel 2

Deel 3

Deel 4

Deel 5

Deel 6 Van der boomen, haghen, ende alle houtachtighe gewassen, en van huerder vruchten, gummen ende sapen ondersceet, fatsoen, naem, natuere, cracht ende werkinghe Planten Alfabetisch

Register van die cracht der Cruyden
 
Oude Nederlandse namen
* Project Dodoens
Woordenboek Nederlandsche Taal
Plantago PlantIndex
Letter: druk op CTRL, draai ook aan muiswiel
Bijgewerkt 28-04-2023

«  Cruijdeboeck deel 6 capitel 31, bladzijde 750-751   Zie volgende pagina »

Van Galissihout.   Cap. xxxi.

1  
Glycyrrhiza glabra - Zoethout
2  
Glycyrrhiza echinata - Wild zoethout

Tfatsoen

Glycyrrhiza glabra - Zoethout

Foto Martin Stevens

Foto Martin Stevens

Glycyrhiza, Dulcis radix, Dulciradix (Liquiritia), Gallissiehout (Callissiehout, Suethout)

   Noot: Dodoens beschrijft maar één soort, Glycyrrhiza glabra. Clusius (1557) onderscheidt de Glycyrrhiza Dioscoridis of Glycyrrhiza vera, met een houtsnede die in de uitgave van 1554 nog ontbreekt, en de "gewone" Gallissiehout, Glycyrrhiza communis of Glycyrrhiza Germanica. Laatstgenoemde is de Glycyrrhiza glabra die wij tegenwoordig gebruiken, de eerste is
  • 1644 Vlaams: Calissiehout, Soethout (Ghemeyn)
  • 1616 Latijn: Glycyrrhiza vulgaris
  • 1554/1557: Calissihout, Dulciradix, Dulcis radix, Galissihout, Glycyrrhiza communis, Glycyrrhiza Germanica, Liquiritia, Riguelisse, Riguelisse vulgaire, Scythica radix (Plinius), Suethout, Suszholtz, Suszwurtz

 

Glycyrrhiza echinata - zoethout (wild)

  • 1644 Vlaams: Soetewortel, Soethout van Dioscorides
  • 1616 Latijn: Glycyrrhiza vera Dioscoridis
  • 1554/1557: Calissihout, Dulciradix, Dulcis radix, Galissihout, Glycyrrhiza Dioscoridis, Glycyrrhiza vera, Liquiritia, Riguelisse, Riguelisse vraye, Scythica radix (Plinius), Suethout, Suszholtz, Suszwurtz

 

[751]   Aan der wortele van Gallissihout groeyen ende spruyten veel scueten ende tacken/ ontrent drye oft vier voeten hooch/ daer aen wassen swertgruene dicke bladeren int aentasten vet ende aenclevende/ van vele cleyne bladerkens aen een steelken tseghen malcanderen over staende vergaert/ den bladeren van Pioene manneken ghelijckende. Die bloemen sijn bruyn root/ van fatsoene den bloemen van Vitsen ghelijck/ ende groeyen veel by een op corte steelkens/ tusschen die bladeren ende tacxkens voortcomende/ ende als die vergaen zoo volghen daer cleyne rouwe hauwkens/ daer in tsaet besloten leyt dat plat ghelijck Linsen es. Die wortel heeft vele langhe tacken recht ende dweers over malcanderen wassende/ die van buyten bruynachtich ende van binnen geelachtich sijn/ van smaecke suet.

Plaetse

Gallissihout wast in Spaengien ende in Italien/ ende oock in Cappadocien/ ende Ponto/ dwelck dat beste es/ als Dioscorides scrijft/ het wordt oock tot sommighe plaetsen van Duytschlant ghevonden/ maer hier te lande en groeyet niet dan alleen in der cruytliefhebbers hoven daert gheplant wordt.

Tijt

Gallissihout bloeyet in Duytschlant in Hoymaent/ ende in Herfstmaent zoo wordt sijn saet rijp.

Naem

Gallissihout wordt gheheeten in Gricx Glycyrrhiza/ In Latijn Dulcis radix/ en Dulciradix. In die Apoteke Liquiritia. In Hoochduytsch Suszholtz/ und Suszwurtzel/ In Neerduytsch Suethout Gallissihout ende Callissihout. In Franchois Riglice/ Rigoisse en Erculisse.

Natuere

Gallissihout es middelmatich werm ende vochtich van natueren.

Cracht ende werckinghe

A   Die wortelen van Gallissihout versueten die rouwe borste ende keele/ openen ende versueten die verstopte ende verladen longhene/ brenghen den hoest tot rijpicheyt/ ende doen die fluymen lossen/ alsmense knout ende in den mont langhe tijt hout. Tselve doet oock tsap van den wortelen in der selver manieren ghebruyckt.

B   Tot den selven eynde/ zoo maecktmen in sommighe cloosteren van Hollant/ hoest coecken van den sape van Gallissihout/ met Gengebeer ende andere specie daer toe vermenght/ die alleen goet sijn tot den verouderden ende couden hoest/ ende dyerghelijcke ghebreken van der longhene ende borste.

C   Die wortel van Gallissihout verslaet oock den dorst ende ververscht die drooghe ende verhitte maghe/ ende es goet tot die heete ghebreken van der levere/ in den mont ghehouden oft ghesoden ende ghedroncken.

D   Die selve wortel gheneest oock die sweeringhen van den nieren ende scorftheden van der blasen/ ende versuet die scerpheyt ende dat smerten van der urine/ in water ghesoden ende dickwils ghedroncken.

E   Die wortel van Gallissihout met huenich vermenght/ kan oock ghenesen/ als Plinius scrijft die uutwendighe ulceratien ende sweeringhen daer op gheleyt.

F   In somma die wortel van Gallissihout/ ende dijsghelijcx oock dat sap daer af/ es een versuetende versaechtende ende oock heylsame medecijne/ sonderlinghe goet ende bequaem der borsten/ longhene/ lendenen/ nieren ende blase.

 

^Naar het begin van deze pagina