Beginpagina van Plantaardigheden.nl
 

Leesmaar.nl
Dodoens en andere bijzondere boeken

Sitemap
Index

Plantaardigheden.nl
Artikelen over planten

Leeswerk.nl
Plantenboeken opengelegd

1554 Cruijdeboeck met transcriptie (overgeschreven)
A | B | C | D | E | F | G| H | IJK | L | M | N | O | P | QR | S | T | U | V | WXYZ

Voorwerk Nederlandse, Duitse, Franse, apothekers-, Latijnse en Griekse namen

Deel 1

Deel 2

Deel 3

Deel 4

Deel 5 Cruyden, wortelen ende vruchten, diemen in die spijse ghebruyckt Planten Alfabetisch

Deel 6

Register van die cracht der Cruyden
 
Oude Nederlandse namen
* Project Dodoens
Woordenboek Nederlandsche Taal
Plantago PlantIndex
Letter: druk op CTRL, draai ook aan muiswiel
Bijgewerkt 28-04-2023
6

«  Cruijdeboeck deel 5 capitel 31, bladzijde 630-632   Zie volgende pagina »

Van Cauwoorden.   Cap. xxxi.

1  

Cucurbita maxima - Reuzenpompoen (Winterpompoen)

2  

Lagenaria siceraria - Fleskalebas (een gekweekte variëteit)

3  
 

Lagenaria siceraria (Flexuosus-groep) - Fleskalebas (gekweekte variëteit met langere vruchten)

4  
 

Lagenaria siceraria (Pyrifera-groep) - Fleskalebas (wilde vorm)

 

Tgheslacht

Cauwoorden sijn sonderlinghe dryerleye van gheslachte/ Groote cleyne ende langhe. Die van bladeren ende stelen malcanderen seer ghelijck sijn/ sonder die wilde daer af in dat derde Cruijdeboeck deel ghescreven es.

Tfatsoen

 

Colochyntha, Colochynta edodimos, Cucurbita (Cucurbita), Cauwoorde

   Noot: De nrs 1-3 werden ook Cucurbitae camerariae (enkelvoud: Cucurbita cameraria) of Perticales genoemd.

 

Cucurbita maxima - Reuzenpompoen (Winterpompoen)

Cucurbita magna, Cucurbita maior, Cucurbita cameraria maior, groote Cauwoorden

  • 1644 Vlaams: Cauwoorden (Eerste oft Platte, oft Groote Flesch-)
  • 1616 Latijn: Cucurbita prior (Cucurbita lagenaria maior) [668]
  • 1554/1557: Cauwoorde (groote), Courge (grande), Cucurbita cameraria maior, Cucurbita magna, Cucurbita maior, Cucurbitae camerariae, Cucurbitae Perticales, Kurbs (grosz)

[631]   1   Cauwoorden hebben langhe teere stelen/ met aenwassende vele rancxkens ende clauwierkens/ daer mede dat sy huer vast makende seer hoogh climmen/ alzoo veerde als sy by eenighe staken/ haghen/ tuynen oft boomen/ daer sy huer om winden mueghen gheplant sijn/ want sonder behulp van eenighe staken en kunnen die Cauwoorden niet gheclimmen/ maer moeten lancx der aerden blijven vlidderende/ ende dan en kunne sy oock gheen vruchten voort ghebringhen. Die bladeren sijn ront/ wittachtich/ saecht/ ende schier wollachtich/ den bladeren van grooten Clissen van fatsoene volnaer ghelijck/ maer mindere. Die bloemen sijn wit elck in vijf bladerkens ghesneden. Naer die bloemen groeyen die vruchten/ die ierst gruen ende met een dun saecht hayrken becleet/ ende naermaels geelachtich ende schier cael/ ende van den iersten gheslachte seer groot ront dick ende breet sijn. In die vruchten leyt dat saet dat lanck ende breet es/ op tsmaelste eynde twee hoecken hebbende.

Lagenaria siceraria - Fleskalebas (een gekweekte variëteit)

 

Cucurbita minor, cleyne Cauwoorden

  • 1644 Vlaams: Cauwoorden (Langhe), Cauwoorden (Kleyne Flesch-)
  • 1616 Latijn: Cucurbita longior (Cucurbita lagenaria minor) [669]
  • 1554/1557: Cauwoorden (cleyn), Courge (petite), Cucurbita minor, Cucurbitae camerariae, Cucurbitae Perticales, Kurbs (klein)

2   Tweede gheslacht es den iersten van stelen/ bladeren/ bloemen ende sade in alle manieren ghelijck/ alleen die vrucht es minder ghefatsoeneert ghelijck een ronde flessche/ met eenen langhen halse/ dwelck tbeste fatsoen van den Cauwoorden oock es/ want dese worden dicwils/ sonderlinghe van den pelgroms voor flesschen als sy uutghehoelt sijn ghebruyckt.

Lagenaria siceraria (Flexuosus-groep) - Fleskalebas (gekweekte variëteit met langere vruchten)

Cucurbita anguina, Cucurbita oblonga, langhe Cauwoorden

  • 1644 Vlaams: Cauwoorden (Langhe), Cauwoorden (Kleyne Flesch-)
  • 1616 Latijn: Cucurbita longior (Cucurbita lagenaria minor) [669]
  • 1554/1557: Cauwoorden (cleyn), Courge (petite), Cucurbita minor, Cucurbitae camerariae, Cucurbitae Perticales, Kurbs (klein)

3   Tderde gheslacht es den voorghescreven oock ghelijck/ maer die vruchten en sijn niet cort ende dick/ ghelijck die andere/ maer dickwils drye oft vier voeten lanck/ ende ontrent eenen arm oft been dick/ ende anders en hebben sy gheen ondersceet.

Lagenaria siceraria (Pyrifera-groep, var.) - fleskalebas (wilde vorm)

Cucurbita barbara, Cucurbita marina, Somphos, Cauwoorde 

  • 1644 Vlaams: Cauwoorden (Wilde)
  • 1616 Latijn: Cucurbita silvestris [670]
  • 1554/1557: Cucurbita barbarica, Cucurbita marina, Somphos

4   Boven dese drye manieren van Tamme cauwoorden/ zoo vindt men oock noch een ander gheslacht als sommige geleerde scrijven/ dyens vruchten seer cort sijn/ ende maer ontrent eenen vingher dick/ ende anders oock van bladeren ende stelen den voorghescreven ghelijck.

 

Plaetse

[632]   Die drye ierste gheslachten worden hier te lande in die hoven gheplant.

4   Dat vierde gheslacht wast in sommighe landen op rouwe ende steenachtige plaetsen.

Tijt

Cauwoorden worden hier te lande in Ooghstmaent ende Herfstmaent rijp.

Naem

Cauwoorde heet in Griecx Colochynta/ ende Colochynta edodimos. In Latijn ende in die Apoteke Cucurbita. In Hoochduytsch Kurbs. In Franchois Courge.

Die drye ierste gheslachten worden gheheeten van Plinius Cucurbitae cameraria/ van sommighen oock Perticales.

Dat ierste gheslacht wordt nu ter tijtgeheeten Cucurbita magna en maior. In Hoochduytsch Grosz kurbs. In Neerduytsch Groote cauwoorden. In Franchois Grande courge.

2   Dat tweede gheslacht heet Cucurbita minor. In Hoochduytsch Klein kurbs. In onse tale Cleyne cauwoorden. In Franchois Petite courge.

3   Tderde gheslacht wordt ghenaemt Cucurbita anguina/ ende van sommighen Cucurbita oblonga. In Hoochduytsch Lang kurbs. In Brabant Langhe cauwoorden. In Franchois Courge longue.

4   Tvierde gheslacht dat hier te lande noch onbekent es/ heet in Griecx Somphos. In Latijn Cucurbita barbara ende marina.

Natuere

Dese Cauwoorden sijn cout ende vochtich tot in den tweeden graedt.

Cracht ende werckinghe

A   Cauwoorden rouw ende onbereyt voor spijse inghenomen/ sijn een seer quade ende onbequaeme spijse als Galenus scrijft/ die maghe vercouwende/ seer verladende ende pijne daer in makende.

B   Maer als sy ghesoden/ ghebacken oft andersins bereyt ghegheten worden/ zoo en sijn sy niet seer hinderlick/ ende vercoelen ende maken vochtich die verhitte ende drooge maghe/ verslaen den dorst/ ende doen lichten camerganck hebben/ maer seer luttel voetsels bringhen sy den lichaeme aen.

C   Tsap uut den Cauwoorden die al heel gesoden sijn ghedouwt/ met huenich ende wat salpeeters ghedroncken/ doet sonder groote pijne camerganck hebben.

D   Tselve doet oock dien wijn die eenen nacht lanck in een uutghehoolde Cauwoorde ghestaen heeft alsmen hem nuchteren drinckt.

E   Dat binnenste van den Cauwoorden gestooten versuet ende versaecht die heete apostumatien ende gheswillen/ die verhittinghen ende roodicheden van den ooghen/ ende sonderlinghe die pijne van dat heet fledercijn/ op die plaetse van der pijne ende gheswillen gheleyt.

F   Tsap van den Cauwoorden met olie van roosen vermenght/ versuet die pijne van den ooren daer in ghedaen.

G   Tselve sap in der selver manieren/ oft alleene es oock goet op die verbrantheyt/ op dat wildt vier/ ende op alle verhitheyt ghestreken.

H   Die rancxkens van Cauwoorden met sueten wijn ende luttel azijns inghenomen/ ghenesen dat root melizoen.

I   Die Scorssen van Cauwoorden tot asschen ghebrant ghenesen ende heylen die gaten van verbrantheyt ghecomen/ ende dijsghelijcx oock die oude ulceratien ende sweeringhen van der manlickheyt daer in ghestroeyet.

K   Tsaet van Cauwoorden es den sade van Concommeren van crachten schier ghelijck.

 

^Naar het begin van deze pagina