naer het landt daer sy van komt Aloë ex America ghenoemt wesen / dat is Aloë uyt West-Indien.
Aerd
De Aloë / te weten het sap daer van / 't welck in de medicijne over al gebruyckt wort / is in veele verscheyden dingen nut ende bequaem : ende is matelijcken warm van aerd / dat is in den eersten graed / maer droogh in den derden / bijster bitter van smaeck / nochtans sonder eenige scherpigheydt oft bijtachtigheydt / ende oock papachtigh / oft klevende / ende een weynighsken t'samentreckende.
Kracht ende Werckinghe
Aloë verweckt kamergangh / ende maeckt den buyck weeck : maer boven allen is het een seer bequaem ende aengenaem dingh voor de maghe / sulcks dat dies aengaende gheen ander dierghelijck te vinden en is. Want / gelijck Paulus Egineta betuyght / alle de purgerende ende den buyck weeck-makende cruyden bederven / ontstellen ende beroeren de maghe / ende zijn die schadelijck; maer de Aloë alleen is de maghe toeghedaen ende behulpigh. Dan om de mage meest te verstercken pleeghmense te wasschen; hoe wel dat sy onghewasschen zijnde / veel krachtigher ende gheweldigher is om den buyck te ledighen oft te purgeren.
Aloë iaeght alle gallachtige vochtigheden door den kamergangh af / dat is de heete geele cholerijcke fluymen / sonderlingh daer de maghe mede verladen is / oft die in de aderen de maghe naest wesende blijven hanghende door haer groote taeyigheydt. Want de Aloë moet gherekent worden onder de dinghen die by de Griecken eccoprotica 'ekkoprootika' gheheeten zijn om dat sy den dreck ende alle dicke onsuyverheden uyt den lijf ve(r)drijven : de welcke haer krachten niet veel verder en betoonen / dan aen die deelen des ingewants de welcke heel nae by de mage gelegen zijn.
De selve Aloë is oock seer goedt om alle verrottinge te beletten; ende bewaert alle de deelen des lichaems oock van alle bederffenisse ende inwendige schade : oock bewaert sy de doode lichaemen langh sonder te verrotten : sy brenght om ende drijft uyt den buycke alle soorten van ghewormte.
Sy is oock seer goedt om te beteren den stanck des mondts / die van de ongesteltheydt der maghe sijnen oorsprongh heeft. Sy opent de Spenen oft Anbeyen van den aersdarm : ende verweckt insgelijcks oock de maendtstonden / alsmen daer een weynighsken af in gheeft.
Men gelooft oock dat de Aloë seer goedt is om het ander inghewant te suyveren / te openen ende van verstoptheydt te verlossen; hoe wel datter sommighe zijn diese de lever niet seer nut segghen te wesen.
Om met de Aloë te purgeeren / oft den buyck weeck te maken / gheeftmen daer van gemeynlijck een draghme oft vierendeel loots / min oft meer / nae de krachten van de menschen die dat gebruycken sullen : want somtijdts zijn dry oft vier oboli / dat is anderhalven scrupel oft ooc twee scrupelen daer van krachtigh genoegh om dat selve te doen.
Sy is oock bequaem om de wonden te heelen / ende de loopende gaten oft holle zeeren te suyveren / ende daer nae te sluyten : ende gheneest alle sweeringen ende wonden die quaelijck tot het heelen oft toegaen gebroght kosten worden / in sonderheydt de sweeringhen die aen den aersdarm ende andere schamelijcke leden komen.
De selve Aloë wordt oock seer nuttelijck vermenght ende ghedaen by de dinghen diemen bereydt om het bloedt te stelpen / ende by de plaesteren die men op de bloedige wonden pleegh te legghen / ende dat door den plaesterachtighen oft klevenden aerd die sy heeft.
Men ghebruycktse oock nuttelijck met de Collytia oft mengelingen diemen tegen de gebreken der oogen bereydt : want sy is afvaeghende / suyverende / ende sonder eenighe scherpigheydt oft bijtachtigheydt verdroogende van aerd.
Insgelijcks schrijft Dioscorides oock / dat de Aloë in een reyne ende gloeyende teste oft teyle geroost / by alle de dingen gemengelt wordt / diemen tegen de sieckten van de ooghen maeckt / ende datmense soo langhe met een stocksken oft roeyken roert ende omkeert / tot dat sy wel ende volkomelijck doorroost zy. Hy seydt oock datmense door het wasschen pleegh te suyveren / op dat alle sandachtigheydt van de selve te gronde gae / als onnut wesende / ende alleen 't ghene dat sacht ende aldervetste is ghebruyckt worde.
Den selven Dioscorides schrijft dat de Aloë met honigh vermenght / doet scheyden alle geronnen bloedt / ende verdrijft alle blaeuw gheslaghen oft ghestooten placken.
Aloë is oock seer goedt om alle schorftheydt ende crauwagien van de wijnbraeuwen ende ooghschellen / ende de verhitti(n)gen ende ieuckselen aen de kanten vande ooghen komende / te ghenesen.
Hy schrijft oock dat de Aloë met Olie van Roosen ende Azijn vermenght / op 't voorhooft ende aen de slapen van den hoofde gheleydt oft ghestreken / alle de pijne ende weedom des hoofts versoeten ende verdrijven kan.
De Aloë met wijn vermenght belett dat uytvallen van den hayre / alsmen 't hooft daer mede strijckt.
Aloë met honigh ende wijn gebruyckt / gheneest de puysten ende alle sweeringhen van den mondt ende van het tandtvleesch / ende oock de amandelen ende de ghebreken van de keele / alsmen die daer mede bestrijckt.
BIJVOEGHSEL
In alle landen is de Aloë seer wel bekent ende veel gheacht / om de groote krachten diemen in haer sap dagelijcks bevindt. Dan het cruydt selve en wast hier te lande noch oock nerghens in Europa in 't wildt / uytghesondert alleen in sommighe Eylanden van Grieckenlandt ende andere aen Europa paelende : waer dat het nochtans gheensins soo krachtigh en is als 't ghene dat in Asien oft Afrijcken wast. Dan boven allen is in oude tijden voor de beste gheacht gheweest de ghene die in Indien wies / als Dioscorides schrijft. Die van Arabien en was oock niet luttel ghepresen. Het wast ghemeynlijck aen den Zeekant; ende daerom heeft het den naem Aloë in 't Griecksch ghekregen / oft nae het sout / om dat het uytwendighlijck eenige soutigheydt schijnt te hebben / seydt Lobel. Het voert den naem Bitter Aloës in Enghelandt ende Nederlandt. Sommighe geven dat ettelijcke toenaemen / als Soccotrina ende Hepatica : Soccotrina nae het lantschap daer het groeyt : Hepatica nae de ghedaente van het selve / als het een lever ghelijckt. Dan men vindt dit cruydt soo wel in verscheyden boecken van de oude ende nieuwe Cruydt-beschrijvers beschreven / dat het noodeloos is van de ghedaente van 't selve meer woorden te maken ; maer het is te weten dat het in de hoven van Italien / Spaegnien ende Vranckrijck overvloedighlijck ghenoegh wast / ende in den Meert somtijdts sijn geele bloemen krijght.
Voorts soo sullen wy van dese Aloë noch meer schrijven als wy van de Indische oft Vremde cruyden handelen.
Breeder beschrijvinghe van Aloë
uut West-Indiën
De Tweede soorte van Aloë is van Lobel Aloë folio mucronato gheheeten / anders Aloë ex America, oft Aloë Americana Clusij, in onse tael Aloë met stekende bladers : in Spaegnien te Valencen is dat Hilo y aguja gheheeten; dat is Naelde ende draet, om dat de |