Beginpagina van Plantaardigheden.nl
Actuele toepassingen van planten
© Wolverlei Tekst en Beeld –  Martin Stevens
 

Leesmaar.nl
Dodoens en andere bijzondere boeken

Sitemap
Index

Plantaardigheden.nl
Artikelen over planten

Leeswerk.nl
Plantenboeken opengelegd

Plantenfoto's

   

A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z

   
Woordenboek Nederlandsche Taal
Plantago PlantIndex
Letter: druk op CTRL, draai ook aan muiswiel
Bijgewerkt
28-04-2023

«  Cruijdeboeck deel 1 capitel 24, bladzijde 44-45  Zie volgende pagina »

Van Navelcruyt.   Cap. xxiiii.

 

Tgheslacht

In dit Cap. sullen wy tweederleye Navelcruyt beschrijven/ waer af dat ierste es dat recht Navelcruyt/ dat tweede dat Water Navelcruyt/ alleen wat ghelijckenisse van bladeren met den rechtvaerdighen hebbende.

Tfatsoen

[45]   1   Navelcruyt draecht ronde dicke bladeren/ den Veyl bladeren wat ghelijck/ maer ronder/ rontsomme wat ghescaert/ die van boven wat hol zijn en van onder den steel in dmiddel van tblat hebben. Sijnen steel es dun en hol/ ontrent een spanne hooch draghende veel cleyn lanckachtighe witte oft lijfvervwighe bloemkens. Die wortel es wit en ront ghelijck een Olive.

 

2   Dwater Navelcruyt heeft cleyne dunne ronde bladerkens/ van boven oock wat/ maer seer luttel hol/ ghelijck een vlack scotelken/ en van onder den steel in dmiddel van tblat draghende/ des anders navelcruyts bladeren wat ghelijck/ maer veel minder/ dunner en swertgruender. Die bloemkens zijn seer cleyn/ van coluere wit en wassen beneden onder die bladeren. Sijn wortelkens zijn dun/ veeselachtich/ cruypende/ en al om veel nieuwe bladerkens uutworpende.

Plaetse

Dat oprecht Navelcruyt wast (als Plinius schrijft) in steenachtighe plaetsen ende by der zee gheleghen/ hier te lande en wasset niet van selfs/ noch in iemants hof dat ick weet/ dan alleen te Bruessel in den hof van H. Jan van vreckom/ die dit onder veele seer sonderlinghe en vremde cruyden in zijnen seer schoonen en rijckelijcken hof op voet ende tot my ghesonden heeft. Dat water Navelcruyt wast hier te lande overvloedich/ in natte/ vochtighe beemden die tswinters overvloeyen.

Tijt

Die bloemen van dat oprecht Navelcruyt hebbe ick oock in Braeckmaent ghesien/ maer dat water Navelcruyt bloeyet in Hoymaent.

Naem

Dit cruyt heet in Griecx Cotyledon. In Latijn Cotyledon, en Umbilicus veneris, en acetabulum, en van Plinio/ Herba coxendicum. Iacobus de Manlijs in Luminari maiori, nuemet Scatum coeli en Scatum cellus. In duytsch hebbent wy Navelcruyt ghenaempt.

2   Dat water Navelcruyt heet in die Apoteke Umbilicus veneris, en oock hier te lande Scatum coeli, hoe wel dattet dat oprecht Navelcruyt niet en es/ als hier ghebleken es/ en van sommighen in duytsch penninckcruyt.

Natuere

Dat oprecht Navelcruyt es cout en vochtich van natueren/ dat water Navelcruyt en es niet sonder wermte/ als zijnen smaeck uut wijst.

Cracht en werckinghe

A   Tsap van dat oprecht Navelcruyt es seer goet en behulpich voor alle verhitheyt/ heete ghezwillen/ wilt vier/ ende oock voor die cack verssenen/ daer op ghestreken/ het vercoelt oock die hitte vander maghen/ daer op gheleyt.

B   Die bladeren met den wortelen gheten/ lossen en breken den steen/ en doen water maken/ en zijn goet den watersuchtighen.

C   Die cracht van dat Waternavelcruyt en es noch niet ondervonden/ nochtans zoo ghebruycken die ongheleerde Apotekers dit daghelijcx voor dat oprecht Navelcruyt/ niet sonder groote en merckelijcke dwalinghe.